De ontstaansgeschiedenis Frankenstein
In 1816 heerst een eindeloze winter over Noord-Europa. Het is juni maar het regent al dagen en het onweert. Lord Byron heeft in Villa Diodati in Zwitserland een aantal schrijversvrienden te gast. De gasten zitten om het haardvuur en hebben net aangenaam gehuiverd bij het luisteren naar een aantal griezelverhalen die lord Byron voorlas. De sfeer zit er goed. Om de tijd te doden stelt Byron voor dat ze elk zelf een griezelverhaal gaan schrijven, waarbij het beste verhaal wint; een wedstrijd dus. Ze kunnen alle vier aardig overweg met een pen en een griezelverhaal past wel bij de sombere weersomstandigheden. Maar wie zou het engste verhaal schrijven? De beruchte Engelse dichter Lord Byron rijmde het gedicht “Darkness” bij elkaar. De arts Polidori verzon onder andere een verhaaltje over een aristocratische bloedzuiger. Dat werd later de klassieker “The Vampyre”, de eerste échte vampierroman. Percy Shelley bedacht ongetwijfeld ook iets, maar Joost mag weten wat. Want de negentienjarige Mary Shelley schreef het horrorverhaal dat later zou uitgroeien tot een van de bekendste romans aller tijden: Frankenstein.